Tijdens de oorlogsjaren zijn er geen notulen bewaard gebleven (waarschijnlijk zijn ze ook nooit gemaakt), terwijl er ook geen competitievoetbal werd gespeeld. Normale bronnen ontbreken dus, maar toch valt er over die periode wel het een en ander te zeggen, al was het alleen maar omdat toen de basis gelegd is voor de latere successen. Een jonge speler van de F.C. Hilversum, de later zo bekend geworden Jan de Rijk, belastte zich met de training van IJsselmeervogels. Een training, die gedegen van opzet was en die vruchten afwierp. Dat werd meteen na de oorlog bewezen, want er werd een jong en energiek elftal op de been gebracht, dat zich met iedere tegenstander kon meten.
In de oorlogsjaren werd er uitsluitend vriendschappelijk voetbal gespeeld, doch tegen het eind van de oorlog begon men naam te maken in ontmoetingen met sterke clubs. Een volledig Stormvogels uit IJmuiden, met de nationale doelman Piet Kraak onder de lat, werd met 4-3 verslagen.
In oorlogstijd gebeuren soms vreemde dingen, waar later met vermaak aan teruggedacht kan worden. In de dertigere jaren was voorzitter Bort Koelewijn, na ongeregeldheden op het voetbalveld, door het bondsbestuur voor het leven geschorst. Voor IJsselmeervogels was dat een gevoelig verlies; de verdiensten van Koelewijn waren bijzonder groot. Men moest zich er echter noodgedwongen bij neerleggen. Totdat in de oorlog A.J. Bouwens, secretaris van de U.P.V.B., een nachtje met een Spakenburgse botter naar zee ging. Daarbij werden vriendschappelijke contacten gelegd. De toenmalig secretaris Roef Hopman meende, dat via Bouwens wellicht iets ten gunste van Bort Koelewijn gedaan kon worden. Met trainer Jan de Rijk en een zootje paling fietste hij naar Utrecht om Bouwens op te zoeken. Bouwens liet zich de vis welgevallen, doch op de vraag of er iets aan de schorsing t doen was, antwoorde hij, dat dit onmogelijk was. Alles lag vast in de bondsarchieven. Tenzij dat archief zoek zou raken, doch dat leek onmogelijk. Toch beloofden Hopman en De Rijk hem een tweede partij vis als dat zou gebeuren. Een week later deelde Bouwens mee, dat het dossier om onbegrijpelijke redenen verdwenen was; het sein voor Koelewijn kwam derhalve weer op groen te staan.
IJsselmeervogels 1943-1944 |
Terug naar de vriendschappelijke wedstrijden. Uiteraard fungeerde zustervereniging Windvogels daarin vaak als tegenstander. De verhoudingen evenwel waren niet altijd even goed, getuige een briefwisseling tussen Windvogels en IJsselmeervogels, die, voor wat de brieven van Windvogels betreft, bewaard is gebleven. De toenmalige secretaris W. Koelewijn schrijft daarin, dat Windvogels besloten heeft voorlopig niet meer tegen IJsselmeervogels te willen spelen omdat het minste vergrijp waarschijnlijk op ruzie uit zou draaien. Er worden vervogens enkele feiten genoemd, waarop het besluit van het Windvogels-bestuur gebaseerd is, doch het einde van de brief maakt weer veel goed. “Misschien dat de tijd de gemoederen wat rustiger maakt, zodat er weer van een sportieve wedstrijd sprake kan zijn.” Dat gebeurde in december 1943, maar op dat moment en ook in de daaropvoldgende maanden was de verhouding niet om over naar huis te schrijven. Totdat Windvogels op 14 december 1944 een brief schreef, waarin medegedeeld werd, dat de strijdbijl begraven diende te worden. Leden van beide verenigingen hadden daarop aangedrongen en men wilde daar graag gehoor aan geven. Aan IJsselmeervogels werd voorgesteld, dat beide besturen van tevoren contact met elkaar op zouden nemen. Tevens werden ‘regels voor de onderlinge besturen’ voorgesteld, die erop neerkwamen, dat iedere klacht van spelers of supporters door beide onderzocht zouden worden met zonodige strenge straffen, voor diegenen, die zich zouden misdragen. Uit de rede die Klaas Bos in 1947 uitsprak ter gelegenheid van het vijftienjarig bestaan, bleek, dat er in de laatste oorlogswinter nauwelijks gevoetbald werd. Door de oorlogshandelingen was bovendien de kleedkamer verdwenen. Enkele leden vormden direct na de bevrijding een kleedkamercomité, met als resultaat, dat al in augustus een nieuwe kleedkamer in gebruik kon worden genomen met een wedstrijd tussen IJsselmeervogels en Wageningen.
Paling
Hoewel er in de oorlogsjaren geen competitievoetbal gespeeld werd, waren dat niet de slechtste jaren. Dankzij de activiteiten van trainer Jan de Rijk beschikte men over een jeugdig en uitstekend elftal, dat graag tegen betere clubs wilde spelen. Wanneer in die dagen bekende KNVB-clubs aangeschreven werden om tegen vergoeding te komen spelen, had men weinig succes, doch spoedig werd daar een goede oplossing voor gevonden. Men beloofde de desbetreffende verenigingen gerookte paling en daar was iedereen voor te vinden. Elke speler van een bezoekende club kreeg na afloop een pondje paling. Gerookte paling was trouwens voor meer dingen goed. Doelman Peter v/d Hoogen, die verantwoordelijk was voor de aanschaf van materiaal, moest van tijd tot tijd voor een nieuwe bal zorgen. Met paling trok hij dan naar de stad en meestal kwam hij met een bal terug.Taart
Plaatselijke ontmoetingen met Windvogels trokken altijd een grote belangstelling. Eenmaal loofde bakker Jan de Graaf een enorme taart uit voor de winnaar van zo’n wedstrijd. Het was er één van een meter lang, waarop een voetbalveld gespoten was. Enkele dagen voor de wedstrijd was het gevaarte in de etalage te bezichtigen. Het werd een sfeervolle en sportieve wedstrijd en IJsselmeervogels mocht smullen.Uitwedstrijden
Slechts tweemaal vond er een uitwedstrijd plaats in de oorlog. In 1943 ging het complete eerste team per botter naar Huizen om daar tegen de club van die naam te spelen. Er werd een 4-1 overwinning behaald. De tweede uitwedstrijd vond begin augustus plaats in Voorthuizen. Daar werd de tegenstander, Kieviten, met 2-10 verslagen.
Nog een wapenfeit uit de oorlog. De heer R. Wagter, naast gemeente-secretaris ook secretaris van het Ned. Rode Kruis, zocht naar alle mogelijke middelen om zijn Rode Kruis aan financiën te helpen. Die waren in die dagen meer dan ooit nodig. De heer Wagter vond de sterke Amersfoortse tweedeklasser H.V.C. bereid om wedstrijden tegen de beide Spakenburgse clubs te spelen. Wie de kleinste nederlaag zou lijden, kreeg van het Rode Kruis een klein bekertje. De recette kwam uiteraard ten goede aan de kas van het Rode Kruis. Windvogels startte als eerste. Het werd een 6-3 overwinning voor de Amersfoorters. Bij IJsselmeervogels werd ondertussen ijverig gerekend en het doel was met minder dan 3 doelpunten verschil te verliezen. Het liep echter totaal anders; niet H.V.C., maar IJsselmeervogels won en wel met 2-0.
IJsselmeervogels 1945 |
Dat was meteen het laatste wapenfeit in die donkere dagen. In september kwam ‘Dolle Dinsdag’ en daarna was het voorlopig gedaan met voetballen. Verschillende spelers moesten onderduiken, weer anderen hadden te veel aan hun hoofd met de voedselvoorziening om nog aan voetbal te kunnen denken. Dat wil zeggen aan voetbalwedstrijden. De trainingen gingen namelijk normaal door voorzover dat mogelijk was. Wekelijks trok men naar de toenmalige ‘sporthal’, gebouw het volksbelang. Daar deed men ‘voetbaltennis’. De banken midden in de zaal deden daarbij dienst als netten. Iedereen, die enigszins op de hoogte is met de huidige moderne trainingsmethoden, zal ongetwijfeld het hoofd schudden over dat geïmproviseerde gedoe. Men moet daarbij echter wel bedenken, dat toen de basis gelegd is voor de vaak technische hoogstandjes, die verschillende spelers in de jaren na de oorlog ten toon spreidden. Belangrijk was ook, dat er in ieder geval getraind werd en daar kwamen de meeste clubs niet aan toe.
Na de oorlog kon er eindelijk weer competitievoetbal gespeeld worden. IJsselmeervogels kwam uit in de eerste Klasse A van de U.P.V.B. met Windvogels, Bloemenkwartier, Zuidvogels, Huizen en Altius. De training in de oorlogsjaren wierp meteen zijn vruchten af, men werd ongeslagen kampioen met 20 punten uit 10 wedstrijden.
In de onderafdelingen van de N.V.B. in district West 2 was een vierde klasse N.V.B. in het leven geroepen. Na de oorlog, in het seizoen 1945-1946 werd in alle districten van de K.N.V.B. gestart met de bedoeling ook daar tot een vierde klasse te komen. Na afloop van dat seizoen promoveerden de kampioenen van de afdelingen Amsterdam (5 stuks), Haarlem (2 stuks) en Utrecht (3 stuks) naar de nieuw ingestelde vierde klasse. IJsselmeervogels was daar uiteraard bij.
IJsselmeervogels na de Bevrijding/1945
Van de laatste competitiewedstrijd, tegen Zuidvogels, is nog een verslag bewaard. Daaruit blijkt, dat zich na het eerste fluitsignaal van scheidsrechter Van Paasschen een gelijkopgaande wedstrijd ontwikkelde. Uit een hoekschop, in de 15e minuut, wist H. de Graaf zijn ploeg de leiding te geven. Kort voor rust kwam Zuidvogels weer naast IJsselmeervogels.
Na rust een fel aanvallend IJsselmeervogels en al na één minuut strafte J. Hopman een aarzeling in de Zuidvogels-defensie af (2-1). Zuidvogels echter was allerminst van plan zich al in deze fase van de strijd bij een nederlaag neer te leggen en een hard schot, dat door doelman Peter v/d Hoogen niet onder controle gebracht kon worden, werd in tweede instantie door Zuidvogels doeltreffend afgerond (2-2). Een nieuw IJsselmeervogels-offensief was het antwoord op die gelijkmaker en in de allerlaatste minuut was het Kees Ruizendaal, die een lange solo met een goed schot besloot (3-2).
Zoals uit de stand blijkt, was IJsselmeervogels (tien punten voorsprong op nummer 2, Bloemenkwartier) al eerder kampioen geworden, maar het was tekenend voor de kracht en het doorzettingsvermogen, dat tot aan het einde doorgegaan werd. Van resultaatvoetbal, waar tegenwoordig te veel over gesproken wordt, had men toen gelukkig nog nooit gehoord.
Vermeldenswaardig uit die laatste ontmoeting is nog, dat de aanvoerder van Zuidvogels voor de wedstrijd bloemen aanbood aan de kampioen. In datzelfde jaar werd ook het derde kampioen, met 16 punten uit 8 wedstrijden.
In sportleven, waaraan we deze gegevens ontlenen stond:
‘Het moet wel een grote voldoening voor trainer Peter Koelewijn zijn, die deze jongens zelf opgeleid heeft.’
Te melden is ook nog, dat de achtste wedstrijd, tegen TOV 2, met 18-3 gewonnen werd.